woensdag 6 oktober 2010

Week 3/4: Serious Games


Donderdag 30 september hebben we een gastcollege mogen volgen dat gegeven werd door Jacco van Uden van STT (Stichting Toekomstbeeld der Techniek). Centraal  in zijn lezing stond de toekomst van ‘Serious Gaming’. ‘Serious gaming’ is een van de toekomstverkenningen die de stichting heeft lopen. Om te weten te komen wanneer een game ‘serious’ is moet je naar de impact ervan kijken op het gebied van communicatie, voorlichting, educatie en training. Zoals Van Uden stelt moeten we kijken naar de effecten van de gaming-cultuur, de economie rondom gaming, het profiel van de gamer en de effecten van gamen. Een van de meest voor de hand liggende toepassingsgebieden van ‘serious games’ is het onderwijs. En hier is ook waar dit gastcollege raakvlak heeft met het artikel dat ik heb gelezen van J.C. Herz (2001): ‘Gaming the System’.
Het artikel van Herz begint met een historische schets over de eerste computergames die al enigszins een leerproces in zich hadden, hier wordt Spacewar aangehaald (169,170). Herz werkt later in het artikel toe naar hoe games in te zetten zijn in het onderwijs, specifiek het hoger onderwijs. Zij geeft aan dat online games goed te gebruiken en heel leerzaam zijn in het hoger onderwijs (174,175). Van Uden noemde in zijn lezing een aantal punten waarom het gebruik van het games in het onderwijs voordelen zouden kunnen bieden. Zoals dat games sociale contacten bevorderen doordat zij zich samen in die online game cultuur bevinden. Herz haalt in het artikel aan dat door het gebruik van bepaalde games in het onderwijs, het leersysteem sneller, moderner en beter wordt. Er is namelijk een soort ‘strijd’ tussen individuen en groepen, wat de leerlingen/ studenten erg motiveert. Doordat gamers samenwerken ontstaat er ook een gevoel dat je bij een groep hoort (184). Herz laat dus min of meer ook zien dat games als het ware sociaal zijn, dit is ook af te leiden uit de ‘clans’ die zich vormen op het internet rondom de multiplayer online werelden zoals in Quake of WarCraft (183, 184). Herz heeft hier zeker een punt dat leerlingen door dit soort games socialer worden en het hun sociale contacten bevorderd. Maar in het hedendaagse onderwijs zitten de leerlingen in een klas en hebben face-to-face communicatie in plaats van via een game te communiceren. Op school maak en onderhoud je dus ook sociale contacten. 
Wat Van Uden ook aanhaalt in zijn lezing als voordelen is dat games helpen gecontextualiseerde kennis te verwerven, kennis uit een game zou je beter onthouden dan droog rijtjes stampen bijvoorbeeld. Naast het verwerven van kennis leer je ook nog hele andere dingen van games, het bevordert bijvoorbeeld je reactiesnelheid en hand-oog coördinatie. Bovendien krijg je bij het spelen van een game meteen feedback op je handelingen, hierdoor leer je snel. Leren en toetsen zou je in een game kunnen laten versmelten: hoe beter je bent hoe verder je in de game komt. Maar toch zijn games nog steeds niet geïntegreerd in het onderwijspakket, hier zou verandering in moeten komen volgens Herz. Dit integreren van games in het onderwijs gaat niet zo makkelijk aangezien scholen rekening houden met de verwachtingen van ouders ten aanzien van het onderwijs, de volgens sommigen gebrekkige kwaliteit van de games en de weifelende houding van uitgevers.

Opvallend aan het artikel van Herz is dat zij geen wetenschappelijk bewijs aanhaalt voor haar bewering dat de multiplayer online werelden (games) een effectieve manier van leren in zich hebben. Wat ik jammer vond aan het college van Jacco van Uden was dat hij weinig vertelde over zijn eigen visie op de genoemde punten in het college. Ik zit tussen de visie van Herz en Paul Kirschner (Weistra, 2007) in, Kirschner is namelijk tegen het inzetten van Serious Games in het onderwijs, integenstelling tot Herz. Het is geen goed idee om per direct games met educatieve doeleinden in te zetten in het onderwijs, maar de nieuwe onderwijstechnieken moeten langzaam een aanvulling worden op het bestaande onderwijs, meent ook Paul Kirschner (2007). We zijn er nog niet geheel klaar voor om games nu te gaan gebruiken als vast component in het onderwijs. Er zal namelijk eerst een valide en handige methode gevonden moeten worden om te toetsen of een leerling bijvoorbeeld na het spelen van een game de stof kent; als je doorgaat naar het volgende level hoeft dat niet perse te zijn omdat je alle kennis bezit. De combinatie van het hedendaagse onderwijs en het inzetten van games kan goed samen gaan. Zo hebben de leerlingen afwisseling en leren ze ook kennis opdoen via een andere weg dan alleen uit boeken en van de onderwijzer(es). Bovendien verplaatsten games zich enorm snel naar allerlei platforms: je kunt games spelen op je mobiel, nintendo, psp, iPod etc.

Kirschner stelt ook een groot probleem bij het nieuwe leren: het miskennen dat mensen een mentaal model nodig hebben om informatie te kunnen plaatsen. Maar hij kijkt niet verder en laat buiten beschouwing dat men van games ook dingen leert, zoals dat games het ruimtelijk inzicht, creativiteit, oog-hand coördinatie en reactiesnelheid bevorderen. Dit is ook wat Van Uden al aangaf in zijn lezing. Maar  kwaliteiten als schrijven, een boek lezen en spreekvaardigheid moeten ook beoefend blijven worden. Games moeten niet het hele onderwijsvervangen, maar ze moeten wel een vaste plek krijgen.

Vraag: Denkt u dat je door het spelen van games echt socialer wordt?
Het hoeft niet maar het kan zeker, meent Van Uden. Iemand die bijvoorbeeld heel verlegen is en World of Warcraft al een tijd speelt en er heel erg goed in is kan daardoor meer zelfvertrouwen krijgen. Dit zelfvertrouwen tijdens het spelen kan ook tot uiting komen in de contacten met mensen.

Bronnen:
Herz, J.C. “Gaming the System. What Higher Education Can Learn from Multiplayer Online Worlds. The Internet and the University, Forum (2001): 169-191.
Weistra, Harm en Pieter de Vries “Paul Kirschner: ‘Ik denk niet dat er zoiets als nieuw leren bestaat’” Interview met hoogleraar Paul Kirschner, 2007.

Website:

Geen opmerkingen:

Een reactie posten