dinsdag 9 november 2010

Korte Reflectie op cursus

In deze cursus ‘Nieuwe Media in het actuele debat’ was het doel dat wij, studenten, leerden te debatteren over onderwerpen in het kader van nieuwe media en hoe we debatten over nieuwe media in kaart konden brengen.

Iedere week had een eigen thema en iedere donderdag kwam er een gastspreker een lezing geven in het hoorcollege wat bij dit onderwerp paste. En iedere week hebben we een artikel gelezen dat in het licht stond van het onderwerp die week. Het hoorcollege en het gelezen artikel heb ik iedere week met elkaar in verband gebracht en op mijn blog geplaatst. Daarnaast heb ik iedere week een opvallend media bericht over nieuwe media gezocht en becommentarieerd. Ik vond vooral de gastcolleges heel erg interessant, de lezing van Bert Brussen en Stephan Okhuijsen in het bijzonder hebben mij zeer aangesproken. Zij vertelden ook over hun ervaringen wat de lezing erg levendig maakte.

Tijdens ieder werkcollege (behalve het eerste) mocht een debatgroep hun debat houden in het licht van het onderwerp van die week. Dit was een erg goede oefening, ik heb er veel van geleerd en vooral ook door kritisch naar de andere debatgroepen te kijken. Ik heb nu meer inzicht in hoe een debat zou moeten verlopen en de problemen die je tegenkomt. Zo is het erg belangrijk dat je een duidelijke stelling hebt die goed afgebakend is, anders is er grote kans dat de debaters afdwalen van de stelling en voor het publiek het debat onduidelijk wordt. Daarnaast is het een sterk punt als bij de argumenten bronnen worden genoemd. Helaas hebben wij, als eerste debatgroep, in ons debat geen bronnen genoemd, al hadden we deze wel op papier. Ook heb ik geleerd hoe men argumenten kan ‘ontleden’ en hoe ze op deze manier het sterkst opgebouwd kunnen worden, de argumenten bevatten een claim, evidence, warrant en qualification. Naast het inhoudelijke deel, is de houding en presentatie erg bepalend voor hoe de argumenten overkomen. Argumenten komen al een stuk overtuigender over als de debater erg zelfverzekerd zijn verhaal doet.

Ook hebben we tijdens deze cursus tweemaal feedback op het logboek van een mede-student moeten geven. De feedback was erg handig, want er werd door de mede studenten verteld wat ik wel en niet goed deed volgens hen. Ook was het leerzaam om andere logboeken te bestuderen, zo zie je wat er goed en minder goed is aan een logboek en kun je dit meenemen bij het schrijven van je eigen blog.  Daarnaast heeft iedere student eenmaal in de cursus feedback van de docente op het logboek gekregen. Deze feedback was zeker bruikbaar, want zo kwam ik erachter wat er precies van me verwacht werd en waar er verbeterpunten zaten en wat wel goed was.

Al met al heb ik zeker veel geleerd in deze cursus.

Analyse Plenair Einddebat

Het einddebat van deze cursus vond donderdagochtend 4 november plaats. Er werden in totaal zeven debatten gehouden waaruit steeds een winnaar werd gekozen. Ook werd ieder debat  voorgezeten door twee voorzitters, waaruit ook een winnaar kwam. Ik had me ingeschreven als rol van voorzitter, helaas is deze rol me niet toebedeeld omdat er ook andere studenten waren die dit graag wilden. (De rondes zijn van volgorde gewisseld, omdat een aantal mensen niet op tijd konden komen.)
In deze analyse ga ik ronde 4, de 2e halve finale en de finale analyseren. Van elk van deze drie debatten kies ik twee voor- en twee tegenstanders waarvan ik één argument ga bespreken aan de hand van een claim, evidence, warrant en indien aanwezig een qualification. Ook zullen aspecten als lichaamshouding, weerlegging van argumenten, brongebruik en de stelling besproken worden. Daarnaast beoordeel ik van ieder debat beide voorzitters.

Iedere stelling was scherp en helder geformuleerd. Bij ieder debat werd de stelling eerst geïntroduceerd door de voorzitters. Dat de stelling helder was bleek ook tijdens de debatten, want er werd vrijwel niet afgeweken van de stelling. Alleen in de 2e halve finale werd er enigszins afgeweken van de stelling, maar dit lag niet aan de stelling maar aan de debaters zelf. Ook waren alle stellingen zo geformuleerd dat er zowel sterke argumenten voor als tegen voor te verzinnen waren. Dit bleek dan ook tijdens de debatten, dat er een bepaalde groep won lag grotendeels aan de overtuigingskracht, houding en presentatie van de debaters.

Ronde 4
Stelling: “Games moeten meer in het voortgezet onderwijs worden ingezet.”
Voorstanders: Groep D (Lorraine Joore, Sjoerd  Joosen,  Jeffrey Kooy, Cornelia Sneider, Roeland den Ouden)
Tegenstanders: Groep C (Saskia de Jong, Max Laane, Wendy Straathof, Raema Letwory)

Voor
Argument 1. Claim: Games moeten meer worden ingezet in het voortgezet onderwijs beweert Jeffrey. Evidence: Games vergemakkelijken namelijk het leerproces voor scholieren en scholen. Warrant: James Paul Gee zegt dat waar het huidige schoolsysteem kinderen moet dwingen dingen te leren, deze kinderen dit vrijwillig doen a.d.h.v. games. Iets leren is patronen herkennen en dat vindt je in games; je moet opzoek gaan naar patronen beweert J. van Rijswijk. Qualification: ‘Spelenderwijs’ leren vinden leerlingen leuk en zo nemen ze de stof makkelijker op.

Argument 2.Claim: Het is nuttig als games meer in het voortgezet onderwijs ingezet worden beweert Lorraine. Evidence: Het falen binnen een serious game heeft een heel ander effect op leerlingen dan falen binnen een schoolse omgeving zoals een lokaal (James Paul Gee). Warrant:Leerlingen worden niet geremd door hun falen in een game, maar worden juist gestimuleerd verder te gaan. Dit komt door de immersieve werking van een game, volgens James Paul Gee blijven de games boeien doordat leerlingen in een fictieve wereld terecht komen.
                                     
Tegen
Argument 1. Claim:
Games moeten niet meer in het voortgezet onderwijs worden ingezet. Evidence: Er zijn namelijk veel problemen met computers zoals het vastlopen van ervan, het crashen van computers en de virusgevoeligheid. (Hier noemde Saskia een bron bij). Warrant: Je kunt niet op aan van de computer, die het spelen van games mogelijk maakt, zoals je van leraren op aan kunt. Door deze tekortkomingen van de computer is het onmogelijk voor de docent om een schema te maken voor het gebruik van de computers. Qualification: Het kost veel tijd om steeds als de computer problemen vertoont er een ICT-er bij te halen.

Argument 2.Voor dit argument gebruikte Wendy als bron een artikel van Jos Blank. Claim: Games kunnen niet meer ingezet worden in het voortgezet onderwijs. Evidence: Want het schoolbudget laat dit niet toe. Warrant: Er is weinig geld om te besteden aan games in het onderwijs omdat het budget vooral naar personeel gaat (80%). Ook gaat er veel geld naar verstelbare werkplekken, om lichamelijke klachten te verminderen. Die werkplekken zijn niet goedkoop.

In dit debat werden veel argumenten ondersteund door bronnen wat de argumenten overtuigender maakte. Ook werden vaak argumenten van de andere partij weerlegd. Op een gegeven moment dreigde het debat af te dwalen van de stelling doordat de debaters gingen discussiëren over of leraren wel of niet makkelijk te vervangen zijn. De voorzitters grepen hier niet in. Gelukkig ging Raema verder met een punt dat wel weer over de stelling ging, wat het debat weer de goede richting in duwde. 

2e Halve Finale
Stelling: “De introductie van de OV Chipkaart schaadt de privacy.”
Voorstanders: Groep A (Erik Alberts, Ludwine Dekker, Bram de Rijk, Ryanne Turenhout)
Tegenstanders: Groep D (Lorraine Joore, Sjoerd  Joosen,  Jeffrey Kooy, Cornelia Sneider, Roeland den Ouden)

Voor
Argument 1. Claim: De introductie van de OV chipkaart schaadt de privacy. Evidence: Huizinga geeft in een brief aan de tweede kamer aan dat een 100% veilige OV chipkaart niet bestaat, dus de klant loopt altijd risico. Warrant: De OV chipkaart let namelijk alleen op persoonsgegevens en niet op de privacy. Het let niet op de privacy zoals zelfstandigheid, bewegingsvrijheid (die er dus niet/ minder is), gelijkheid (is er ook niet: roze & leeftijdskorting abbo) en vrij blijven van manipulatie. Dit schaadt dus de privacy van mensen.  

Argument 2.Claim: De OV chipkaart schaadt je privacy. Evidence: Omdat je gedwongen bent je gegevens op te geven als je wil reizen met de OV chipkaart. Warrant: deze gegevens van jou worden gekoppeld aan je BSN (Burger Service Nummer), zo kunnen ze je reisgedrag tot in de punten bijhouden. (Ryanne’s bron hierbij: Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de invoering van de OV-chipkaart) Qualification: Je kan wel anoniem reizen maar dit kost je meer geld en je kan bijvoorbeeld niet gebruik maken van een voordeeluren abonnement.

Tegen
Argument 1. Claim: De introductie van de OV chipkaart schaadt de privacy niet. Evidence: OV bedrijven zien er op toe dat er goed met jou gegevens wordt omgegaan, argumenteerde Roeland. Warrant: als er goed op jou gegevens wordt gelet komen deze niet in handen van mensen of instellingen die er informatie uit kunnen halen wat jou privacy schaadt. Qualification: Jou gegevens worden bijvoorbeeld streng in de gaten gehouden dat ze niet in handen vallen van bedrijven met commerciële doeleinden.

Argument 2.Claim: De OV chipkaart schaadt de privacy niet. Evidence: Je kan namelijk een anonieme reis kaart kopen. Warrant: Volgens Trans Link Systems (TLS), de kaartuitgever, worden je persoonsgegevens dan niet verwerkt en is onderling afgesproken dat deelnemende partijen niets zullen ondernemen om je identiteit te achterhalen. En zo kan men via de kaart jou privacy ook niet schaden. Qualification: VPRO bevestigt dat  het sowieso lastiger is om te traceren wie je bent, wanneer je met contant geld deze anonieme chipkaart oplaadt.

Deze halve finale was een levendig debat. De debaters reageerden goed op elkaar door elkaars argumenten te weerleggen en ze vielen vrijwel nooit in herhaling met hun eigen argumenten. Vooral Bram maakte het debat leuk om naar te luisteren. Zijn houding en harde stemvolume gebruikt hij om zijn argumenten kracht bij te zetten. Het brongebruik was bij Groep A beter dan bij Groep D, vooral Ludwine en Ryanne haalden bij vrijwel ieder argument bronnen aan. Bij Ludwine ging het aanhalen van bronnen heel vloeiend, ze hoefde niet te zoeken in haar papieren.
De lichaamshouding van de debaters van beide partijen was zelfverzekerd. Alleen Ryanne leek zenuwachtig te zijn en Cornelia praatte wat zacht. Groep D werd door het publiek als winnaar gekozen.

Finale
Stelling: “Online privacybescherming is een individuele verantwoordelijkheid.”
Voorstanders: Groep D (Lorraine Joore, Sjoerd  Joosen,  Jeffrey Kooy, Cornelia Sneider, Roeland den Ouden)
Tegenstanders: Groep E (Robin Wouters, Julia Nuesslein, Maartje ter Horst, Fokke Lingeman, Carolien van der Zwaard)

Voor
Argument 1. De claim was hier dat Lorraine de andere partij ervan wilde overtuigen dat online privacy bescherming de individuele verantwoordelijkheid is van de mensen zelf. Evidence: Je kunt er niet van uitgaan dat de overheid of het platform zelf al jouw persoonsgegevens kunnen beschermen. Warrant: Jongeren hebben vaak geen besef van wat zij allemaal online zetten. Zij moeten zelf deze verantwoordelijkheid krijgen (door training, voorlichting), zodat het probleem bij het begin wordt aangepakt.

Argument 2. In reactie op de tegenstanders. De claim is hier dat een platform niet verantwoordelijk is voor wat voor informatie er op de site komt te staan. Evidence: Mensen zetten zelf content op het platform en zijn hier verantwoordelijk voor. Warrant: Platforms hebben geen invloed op de inhoud ervan, de gebruikers creëren die content op het platform zelf en zijn dus zelf verantwoordelijk. Qualification: Wat de makers zelf van het platform online zetten, daar zijn ze natuurlijk wel verantwoordelijk voor.

Tegen
Argument 1. Claim: Online privacybescherming is geen individuele verantwoordelijkheid. Evidence: Omdat de burger niet altijd genoeg kennis heeft om zichzelf te beschermen tegen de belangen van grote sites en multinationals. (Hierbij haalden zij een bron aan: Dit wordt onderschreven in het artikel: http://www.nu.nl/internet/2364926/nederlanders-laks-internet.html.)  Warrant: De burger heeft niet altijd genoeg kennis om zich te beschermen omdat er steeds meer internetcriminaliteit is. En het bestrijden van internetcriminaliteit is een taak voor de overheid (hier hadden zij ook een bron voor). Dus is online privacy bescherming geen individuele verantwoordelijkheid.

Argument 2.Claim: Online privacy bescherming is geen individuele verantwoordelijkheid. Evidence: Omdat er veel internetcriminaliteit is. Warrant: Misbruik/ online criminaliteit kan alleen aangevochten worden door een groot orgaan als de overheid, een individuele gebruiker heeft hier niet de financiële middelen voor. Qualification: Je gegevens zijn niet altijd veilig omdat er altijd wel kwaadwilligen op internet zijn die van alles met jou gegevens kunnen doen.

Bij het finale debat luisterden de debaters goed naar elkaar en weerlegden ze tegenargumenten (denk maar aan de argumenten over het platform dat wel of niet verantwoordelijk is voor de content op het platform zelf). Er werden in de finale niet erg veel bronnen gebruikt, dat is jammer want dat maakt je argument veel sterker. De meeste bronnen die aangehaald werden waren niet wetenschappelijk. Ik heb Cornelia en Jeffrey weinig gehoord, maar Sjoerd, Roeland en Lorraine hadden een zelfverzekerde houding en spraken op duidelijke toon. Bij de tegenstanders vond ik vooral Maartje en Robin sterk, zij spraken duidelijk en kwamen zelfverzekerd over. Maartje haalde goede (wetenschappelijke) bronnen aan wat haar argument versterkte. Hiermee wil ik overigens niet zeggen dat wetenschappelijke bronnen beter zijn dan niet-wetenschappelijke bronnen. Groep E heeft uiteindelijk gewonnen.


Beoordeling voorzitters
Wat voor alle voorzitters van de debatten geldt is dat zij allen neutraal waren in het debat. Elke partij kreeg 2 minuten de tijd zijn standpunt toe te lichten, daarna was er 5 minuten open discussie. Iedere voorzitter hield goed te tijd in de gaten en kapte de debaters af wanneer nodig. Omdat er maar 5 minuten open discussie was, is het niet voorgekomen dat de voorzitters moesten ingrijpen omdat het debat vastliep of om het debat levendig te houden.

Ronde 1
Bij de eerste ronde waren Michelle en Dongwei de voorzitters. Duidelijk was dat Michelle had gewonnen, want Dongwei heeft niets gezegd tijdens het debat. Michelle gaf een korte inleiding en gaf aan welke partij voor en welke tegen was. Helaas hebben de debaters zich niet voorgesteld. Ze gaf de debaters gelijkwaardig het woord wanneer zij aangaven dat zij aan het woord wilden. Bij dit debat was het niet nodig dat zij hoefde in te grijpen.

Ronde 2
Thomas en Madelon waren hier de voorzitters. Thomas heeft gewonnen als voorzitter. Hij greep tijdens dit debat namelijk in toen de debaters van de stelling afdwaalde. Vervolgens greep hij nogmaals in omdat een van de debaters door bleef gaan over cijfers, terwijl gevraagd was dit niet meer ter sprake te brengen. Madelon gaf een kleine inleiding en hield de spreektijd van de debaters goed in de gaten.

Ronde 3
Bij dit debat waren Cynthia en Stephanie voorzitter. Stephanie gaf een inleiding en liet de debaters zich ook voorstellen. Beide voorzitters gaven de deelnemers de mogelijkheid hun bijdrage te leveren. Stephanie kapte Bram (een van de debaters) af als hij door andere heen praatte. Stephanie was de winnares.

Ronde 4
Nina deed een inleiding op het debat en hield de tijd in de gaten. Martin was als voorzitter zwakker dan Nina, zij won dan ook bij dit debat. Ze gaven beide in de open discussie de debaters de ruimte om hun bijdrage te leveren. Toen de debaters enigszins van de stelling afdwaalden greep geen van de voorzitters in, dit was wel een punt waar ze dat hadden moeten doen.

1e Halve finale
Thomas Boeschoten en Michelle waren de voorzitters. Michelle was sterker, en heeft ook hier gewonnen, zij gaf een korte inleiding en stelde de debaters voor. Ook kapte zij de debaters af als de tijd om was en greep ze in als men door elkaar heen praatte, in een enkel geval heeft Thomas hier ook ingegrepen.

2e halve finale
 Stephanie en Nina hadden in dit debat de rol als voorzitter. Stephanie hield de tijd goed bij en beide voorzitters grepen in als de debaters door elkaar heen praatte, wat bij dit debat nogal eens voorkwam. Het debat dwaalde op een gegeven moment af, omdat de debaters in discussie gingen over het verschil tussen een OV en paspoort. Hier hadden de voorzitters in moeten grijpen, maar dit is niet gebeurd. Stephanie heeft gewonnen in dit debat. Wel goed van Nina was dat zij de debaters vroeg om als laatste nog even snel hun hoofdpunten te noemen.

Finale
In de finale waren Michelle en Stephanie de voorzitters. Michelle was de beste voorzitter bleek, Stephanie heeft ook niet veel gezegd tijdens dit debat. Michelle deed een inleiding en hield de tijd goed bij en kapte de debaters af wanneer nodig. Ook greep zij in als de debaters door elkaar praatte. En ze vroeg in de laatste minuut aan de voor- en tegenpartij of zij hun hoofdargumenten nog eens konden opnoemen.


donderdag 4 november 2010

Nieuwsbericht week 3/4

Onderstaand artikel geeft weer hoe verschillend er tegenwoordig wordt gedacht over games in het in onderwijs en zet een aantal voordelen uiteen van games op scholen. Sommigen zijn van mening dat games aanzetten tot verslaving en gewelddadig gedrag, anderen zien er een educatief potentieel in. Auteur Jurgen Baart vraagt in dit artikel aan het publiek: “Wat vindt u van gamen in het onderwijs?” Mijn antwoord hierop is dat ik ben van mening dat games het onderwijs ten goede kunnen komen, maar ze moeten niet het traditionele onderwijs overnemen. Voordelen van gamen zijn zoals JuniorSenior Research beschrijft: “Door te gamen ontwikkelen jongeren nieuwe vaardigheden zoals computerbeheersing, coördinatie en reactie- en doorzettingsvermogen.” Ook het  VIWTA is positief over games in het onderwijs: “Het spelen van videogames, als ze juist zijn uitgekozen, bevordert de talenkennis, het probleemoplossend denken en de wereldoriëntatie van leerlingen.” Games kunnen dus een goede aanvulling zijn op het al bestaande onderwijs.

In het artikel wordt door JuniorSenior Researsch ook aangehaald als argument om games in te zetten in het onderwijs, dat de overgrote meerderheid van de jongeren en kinderen vindt dat het gebruik van games in het onderwijs goed is. Maar kinderen en jongeren van tegenwoordig zijn met games opgegroeid en veel kinderen en jongeren spelen ook games. Uit een enquête onder 2500 jongeren tussen de 12 en 24 jaar oud bleek namelijk 85 procent games te spelen (Eenvandaag, 2008). Natuurlijk zullen zij zeggen dat games in het onderwijs goed zijn, ook al zien ze misschien het leerpotentieel er niet van in. Wel moet hier gezegd worden dat als games een onderdeel van het onderwijs worden het positief is dat veel kinderen en jongeren enthousiast erover zijn. Ze zullen de games met open armen ontvangen en er met plezier wat van leren.


Games in het onderwijs?

Je hebt mensen die opgegroeid zijn met games. En mensen die games aan zich voorbij hebben laten gaan. Die games niet begrijpen. De meningen over games zijn dan ook verdeeld: games zouden aanzetten tot verslaving en asociaal, zelfs gewelddadig gedrag. Maar hoe zit het met het educatieve potentieel? Recente onderzoeken wijzen uit dat games wel degelijk educatieve waarde hebben en prima kunnen worden ingezet op scholen om lesmateriaal op een aantrekkelijke manier te behandelen. Wat is waar? 
JuniorSenior Research ontdekte dat gamen niet alleen ontzettend populair is, maar ook educatief verantwoord. Door te gamen ontwikkelen jongeren nieuwe vaardigheden zoals computerbeheersing, coördinatie en reactie- en doorzettingsvermogen. Met een overgrote meerderheid (78%) zijn kinderen en jongeren het met elkaar eens dat het gebruik van games op scholen goed is. Vooral kinderen en jongeren die ervaring hebben met games op school zijn positief: 92% van deze kinderen en jongeren vinden games op school goed.  
Ook het rapport van het viWTA (Vlaams Instituut voor Wetenschappelijk en Technologisch Aspectenonderzoek) is positief over gamen. ‘Het spelen van videogames, als ze juist zijn uitgekozen, bevordert de talenkennis, het probleemoplossend denken en de wereldoriëntatie van leerlingen.’ De game Civilization is bijvoorbeeld erg geschikt om tijdens de lessen politieke geschiedenis te behandelen. Medal of Honor kan helpen om jongeren D-day in Normandië beter te doen begrijpen. ‘Games leveren een zeer intelligente leeromgeving en je kunt er tal van dingen tegelijk mee leren’, zo luidt een van de conclusies.
Ook de Amerikaanse pedagoog James Paul Gee ontdekte dat jongeren die gamen een enorme voorsprong hebben, terwijl het door de buitenwereld nog steeds wordt afgedaan als tijdverspilling. Gee gaat in zijn bevindingen zelfs nog verder: hij stelt dat mensen die Sim City spelen dat op hun CV moeten zetten. Dan zou het zeker een rol in het onderwijs moeten krijgen. 
Wat vindt u van gamen in het onderwijs? Hebben games waarde? Of is het iets wat leerlingen thuis maar moeten doen. Dit is het eerste artikel in een serie over gamen en leren. In de volgende weken worden deelonderwerpen als de effecten van gaming, games en nieuwe sociale netwerken en het educatieve aspect van gamen verder uitgewerkt. Uiteraard bent u van harte welkom om eigen onderwerpen, ideeën, meningen of reacties op dit onderwerp in te brengen.

Bronnen:
Baart, Jurgen. “Games in het onderwijs?” [2008] Onderwijsvanmorgen. Homepage- 02-11-2010

Anoniem. “Uitslag enquête: Gewelddadige games.” [2008] Eenvandaag. Homepage – 02-11-2010
http://opinie.eenvandaag.nl/uitslagen/33727/uitslag_enqu_te_gewelddadige_games

maandag 1 november 2010

Debatgroep 5: Politiek en Nieuwe media II


Vanmiddag, maandag 1 november, was het laatste werkcollege van de cursus van start gegaan en daarmee mocht ook het laatste debatgroepje hun debat houden. Debatgroep 5 bestond slechts uit drie personen: Bram de Rijk (de voorzitter), Marissa Piso (voorstander van de stelling) en Marieke Pots (tegenstander van de stelling). De stelling luidde als volgt: Het centraliseren van de gegevens van ieder individueel kind moet verboden worden. Met centraliseren bedoelen zij hier het bij elkaar brengen/ samenvoegen van informatie uit verschillende databases, zoals het EKD. Deze stelling was eigenlijk de enige waar geen onduidelijkheid over bestond, kortom: een goede, heldere stelling voor een debat.

Argumenten
Als eerste kregen beide partijen 5 minuten de tijd om hun argumenten op tafel te leggen, daarna kregen zij beide 3 minuten om op elkaar in te gaan. Marissa, de voorstander, gaf eerst een heldere uitleg over het EKD wat door Rouvoet is ingevoerd en waar gegevens van ieder kind opgeslagen worden van hun geboorte tot aan hun 19e levensjaar. Marissa vraagt zich af of de privacy van zo’n gegeven wel gegarandeerd is en ze beweert dat veel gegevens in het EKD niet nodig zijn voor medische zaken. Marieke noemde een voordeel van een centraal dossier: informatie uit dossiers kan gelinkt worden aan bijvoorbeeld de school van het kind en zo kan er bij problemen vroeg ingegrepen worden. Ook zegt zij dat door het centraliseren van gegevens communicatie tussen verschillende instanties beter kan verlopen. En centralisatie is nodig om bij te blijven bij de Europese Unie.
Hierna kregen de debaters de tijd om elkaars argumenten te weerleggen. Marissa droeg in deze tweede ronde aan dat door het creëren van één grote database de gegevens onoverzichtelijk worden. En ze denkt dat het niet goed is dat een computersysteem patronen herkent, interactie met mensen (Jeugdzorg bijvoorbeeld) is heel belangrijk. Marieke geeft aan dat het centraliseren van gegevens een hulpmiddel is bij wat er nu al gebeurd, dus een hulpmiddel voor bijvoorbeeld Jeugdzorg.
Het weerleggen van argumenten deden zij erg goed, ze herhaalden het argument van de tegenstander en weerlegde deze. Beide spraken ze duidelijk en zelfverzekerd, ze droegen ook beide bronnen aan wat de overtuigingskracht ten goede kwam. Ook maakt het de evidence compleet. Marieke gaf wel meer bronnen dan Marissa.

Reflectie
Nadat Marieke en Marissa hun debat hadden gevoerd werd het publiek gevraagd of zij voor of tegen de stelling waren. De voorstanders moesten plaatsnemen links van het lokaal, de tegenstanders rechts van het lokaal. Dit was een goed idee, want er waren maar 2 debaters en zo kon het publiek ook zijn mening uiten. Er kwam een goed debat opgang door de inmenging van het publiek. Ook een positief was dat er niet (veel) werd afgeweken van de stelling.
Het was overall een goed debat, dit kwam ook mede door de voorzitter Bram. Hij gaf een goede en heldere inleiding op het debat en greep in wanneer dat nodig was. Ook stuurde hij de debaters soms aan, hij vroeg bijvoorbeeld toen Marieke een los argument gaf of zij daar bronnen voor had. Verder vond ik het positief dat hij aan het einde van het debat nog even een korte samenvatting gaf van de belangrijkste punten van beide partijen.
Kortom: een goede afsluiter voor het laatste werkcollege van deze cursus.

Nieuwsbericht week 7

KSTn | Elektronisch Leerlingdossier


Terwijl ik woensdag bezig was nog wat punten uit te zoeken over het stemgedrag van de partijen op het punt privacy, kwam ik alweer een nieuwe inbreuk tegen. Tot mijn schande moet ik bekennen dat deze nog niet in de lijst stond, terwijl er eigenlijk al enige tijd sprake van is.
Het betreft hier de zogenaamde Elektronische Leerlingdossiers. Die bestaan al een tijdje blijkt als ik de
memorie van toelichting lees bij een wetsvoorstel hierover. Alleen moeten er nog wat zaken in de wet vastgelegd worden, zodat het allemaal netjes geregeld is.
Wat dan? Nou, het gezamenlijk gebruik van de dossiers en het hebben van een uniek persoonsgebonden nummer voor iedere leerling. Dit laatste is verhullende poli-babbel voor het BurgerServiceNummer. Ja, u leest het goed, alle informatie van schoolgaande kinderen en studenten wordt gekoppeld aan het BSN.
Is dat erg dan?

Ja, dat is
erg. Ze leggen namelijk nogal wat vast bij dat BSN. Uiteraard gewone gegevens zoals cijfers en diploma’s. Maar ook het spijbelen, gedragsproblemen, dyslexie, gezinsproblemen, geloofsovertuiging van de ouders en wat docenten nog meer relevant vinden in het kader van de “begeleiding”.
Combineer dit met het EKD waarin ook alle privé-gegevens van kinderen tot 4 jaar worden vastgelegd, neem daar de verwijzingsindex bij waarin alle problemen van jeugdigen netjes beschreven staan en je hebt een volledig overzicht van iedere jeugdige in Nederland.
Wat zegt u? Dat ze die gegevens toch niet zomaar weggeven en vernietigen als ze niet meer nodig zijn?
Ja, dat is wat de wet zegt, plus nog wat vage convenanten. Maar realiseert u zich wel hoeveel docenten en administratief medewerkers bij deze dossiers kunnen? En hoeveel vertrouwen heeft u in de beveiliging van al die databases? En u was toch niet vergeten dat de AIVD het wettelijke recht heeft ten alle tijde alle databases in hun volledigheid op te vragen? Of dat de politie bij de geringste verdenking ook alles mag bekijken?
Voor de AIVD een koud kunstje om jaarlijks alle dossiers op te vragen en te bewaren. Kunnen ze over 10 jaar mooi zien of u niet teveel gespijbeld heeft om ambtenaar te worden.
Is er een reden om het BSN te gebruiken, anders dan dat het handig is? Nee.
En ja, ouders en leerlingen kunnen bezwaar aantekenen en horen formeel zelfs toestemming te geven. Maar weten ze dat ook? En beseffen ze ook wat er allemaal mee kan gebeuren?
De kamer sputtert, net als bij eerdere voorstellen, tegen in deze fase. Raad van State en het CBP hebben uiteraard kritische kanttekeningen geplaatst, zoals ook bij al die vorige wetten. Maar volgens mij zal na wat cosmetische aanpassingen de wet gewoon doorgevoerd worden. De informatiecontrolemaatschappij is daarmee compleet. Iedereen kan van het wieg tot het graf gevolgd worden.


En ik ga weer over tot de orde van de dag.

Dit is een artikel van Stephan Okhuijsen (hij schrijft onder de naam: Steeph) waar ik en mijn mede-studenten ook een gastcollege van hebben bijgewoond donderdag 28 oktober. Uit het artikel blijkt duidelijk door de toon waarmee Okhuijsen schrijft, dat hij niet positief is over de Elektronische Leerlingdossiers die worden gekoppeld aan het BSN (Burger Service Nummer). Alle informatie die hier wordt opgeslagen (en dat is enorm veel informatie) kan zomaar op ieder moment worden opgevraagd door de AIVD en kan ingezien worden door docenten en administratief medewerkers. Hij meent ook dat ouders en leerlingen bezwaar aan kunnen tekenen, maar dat ze dit vaak niet weten en ze niet beseffen wat er allemaal met het BSN kan gebeuren.
                Ik ben het met Okhuijsen eens dat het niet goed is dat ouders en leerlingen in de meeste gevallen niet weten wat voor inbreng zij zelf hebben in deze situatie. De overheid zou hier veel meer voorlichting over moeten geven. Maar ik sta niet negatief tegenover dit Elektronische Leerlingdossier en dat dit gekoppeld wordt aan het BSN. In het Elektronische Leerlingdossier en het EKD samen staan “(…) alle problemen van jeugdigen netjes beschreven en je hebt een volledig overzicht van iedere jeugdige in Nederland.” (Steeph, 2009). Ik denk dat dit veel voordelen heeft, met deze gegevens kunnen bijvoorbeeld veel problemen in een vroeg stadium al worden aangepakt. Ook is het een hulpmiddel bij al bestaande praktijken op dit gebied, zoals Jeugdzorg.
 
Bronnen:
Steeph (Stephan Okhuijsen). “Elektronisch Leerlingdossier.” [2009] Sargasso. Homepage – 30 -10-2010.